Logo van Gemeente Assen dat doorverwijst naar de homepage van Gemeente Assen
Logo van Gemeente Assen dat doorverwijst naar de homepage van Gemeente Assen

Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp in gewone taal

De regering maakt wetten. De gemeente vertaalt de wet in regels. De gemeente schrijft deze regels op in een “verordening”. De gemeenteraad moet deze goedkeuren. De regels in deze verordening gaan over hulp aan volwassenen en jeugdigen. Iedereen die jonger is dan 18 jaar, noemen we een “jeugdige”. Hieronder leggen we uit wat er in deze verordening staat. Om het begrijpelijk te houden is deze tekst niet zo compleet als de verordening zelf. Daarom heeft de gemeenteraad dit document niet juridisch goedgekeurd. Wilt u meer juridische uitleg of in bezwaar gaan? Lees dan de officiële verordening en de toelichting daarop.
Instructie tekst: Wmo staat voor “Wet maatschappelijke ondersteuning”. Dit is de wet waarin staat dat de gemeente hulp aan volwassenen moet bieden. Jeugdwet: dit is de wet waarin staat dat de gemeente hulp aan jeugdigen moet bieden.

Hoofdstuk 1: Begrippen

Artikel 1. Begripsbepalingen 

Van een aantal woorden is het belangrijk om precies te begrijpen wat ze betekenen. Die woorden staan in dit artikel. 

Heeft u hulp nodig, dan kunt u dit aan de gemeente vragen. Dit noemen wij een “melding”. De hulp die u vraagt, noemen we de “hulpvraag”. U kunt ook een melding doen voor iemand anders die hulp nodig heeft. Bijvoorbeeld omdat u de partner, mantelzorger of familie bent of omdat u op een andere manier betrokken bent. 
De gemeente laat met een brief of e-mail weten dat we de melding ontvangen hebben. Binnen ongeveer 6 weken onderzoeken wij welke hulp u nodig heeft. Van het onderzoek maken wij een verslag, dit heet “resultatenplan”. Hierin staat welke hulp u nodig heeft. En wat de gemeente kan betalen of regelen. 

Wilt u deze hulp, dan moet u een aanvraagformulier ondertekenen. Hierop neemt de gemeente binnen 2 weken een “besluit”. Dit staat in een brief, deze brief heet een “beschikking”. Bent u het niet eens met het besluit? Dan kunt u bezwaar maken. U schrijft dan in een brief waarom u het er niet mee eens bent.

Hoofdstuk 2: Toegang

Artikel 2. Toegang maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp 

Wie hulp nodig heeft, kan bellen, een e-mail sturen of langskomen bij de gemeente. Een medewerker van de gemeente gaat met u in gesprek. U mag iemand meenemen naar het gesprek, bijvoorbeeld iemand die u op dit moment al helpt. Samen kijkt u welke hulp nodig is. Dit kan hulp zijn van bekenden, via (vrijwilligers)organisaties of hulp via andere wetten. De gemeente besluit daarna welke hulp wij betalen.

Artikel 3. Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts 

Huisartsen, jeugdartsen en medisch specialisten kunnen soms ook vaststellen welke hulp jeugdigen nodig hebben. De gemeente betaalt dit dan. In sommige gevallen mag alleen de kinderrechter een besluit over jeugdhulp nemen. Dit geldt bijvoorbeeld voor gedwongen hulp of plaatsing op een gesloten afdeling.

Hoofdstuk 3: Resultaten

Artikel 4. Resultaten De hulp via de Wmo en de Jeugdwet heeft de gemeente verdeeld in 4 groepen. Deze groepen heten “domeinen”. Dit zijn:

  • veilig (V)
  • zelfredzaam (Z)
  • meedoen (M)
  • gezond (G) 

Hulpmiddelen, zoals een rolstoel, vallen niet onder deze domeinen. 4

Het domein “veilig” gaat over het veilig omgaan met de mensen die in hetzelfde huis wonen. Eigenlijk het voorkomen van “huiselijk geweld”. 

“Zelfredzaam” betekent dat je jezelf kan redden. Bijvoorbeeld het huren van een huis, omgaan met (huishoud)geld en omgaan met organisaties die je nodig hebt. Het doen van dagelijkse terugkerende activiteiten en het huis schoonmaken horen hier ook bij. 

“Meedoen” aan de samenleving kan via dagbesteding of door persoonlijke begeleiding. Dagbesteding kan een voorbereiding zijn op het doen van (vrijwilligers)werk of het volgen van een opleiding. 

Het domein “gezond” gaat over het omgaan met problemen die komen door een ziekte, (psychische) aandoening of verslaving. Voor jeugdigen kan de gemeente ook hulp geven bij het opvoeden, opgroeien of bij de behandeling van ernstige dyslexie.

Artikel 5. Interventieniveaus 

Met “interventie” bedoelen wij de zwaarte van de hulp die nodig is. Wij hebben de hulp verdeeld in niveaus. De meest makkelijke hulp heet “interventieniveau 1”. De meest ingewikkelde hulp heet “interventieniveau 8”.

Hoofdstuk 4: Maatwerk Wmo

Dit hoofdstuk geldt alleen voor hulp die de gemeente via de Wmo regelt:

  • begeleiding, dagbesteding, logeren en beschermd wonen voor volwassen 
  • hulpmiddelen voor kinderen en volwassenen. 

Artikel 6. Criteria voor maatwerkvoorziening 

De Wmo gaat over zelfredzaam zijn en meedoen aan de samenleving. Wij vragen wat u zelf kunt doen om de hulpvraag op te lossen. En of uw netwerk daarbij kan helpen. Wij kijken ook of er andere oplossingen zijn. Blijven er problemen over? Dan krijgt u hulp van de gemeente. Deze hulp noemen we een “maatwerkvoorziening”. Dit betekent dat u hulp krijgt die bij u past. We vinden het wel belangrijk dat u alleen hulp ontvangt die u écht nodig heeft. 

Als er verschillende goede oplossingen zijn, dan betaalt de gemeente alleen voor de goedkoopste oplossing. 

Artikel 6a. Gebruikelijke hulp 

Als mensen samen in één huis wonen, kunnen zij elkaar vaak helpen. Dat is normaal en heet “gebruikelijke hulp”. De gemeente betaalt geen hulp als iemand gebruikelijke hulp kan krijgen. Artikel 6b. Gebruikelijke hulp bij het huishouden Als mensen samen in één huis wonen, kunnen zij elkaar vaak helpen met huishoudelijke taken. Zoals schoonmaken, de was doen en eten maken. De gemeente verwacht dit ook. Dit heet “gebruikelijke hulp bij het huishouden”. De gemeente betaalt geen hulp als iemand gebruikelijke hulp kan krijgen. De gemeente verwacht van (oudere) kinderen dat zij meehelpen in het huishouden. Hoe ouder kinderen zijn, hoe meer ze kunnen helpen. Huisgenoten of kinderen die naar school gaan en/of werken, moeten ook meehelpen. 

Er zijn uitzonderingen mogelijk. Bijvoorbeeld als een huisgenoot meer dan 2 dagen en nachten achter elkaar niet thuis is. 

Artikel 6c. Gebruikelijke hulp bij begeleiding 

Als mensen samen in één huis wonen, kunnen zij elkaar vaak helpen. Dat is normaal en heet “gebruikelijke hulp”. Dat verwacht de gemeente ook bij: 

  • het doen van administratie 
  • bezoeken van familie en bekenden
  • afspraken met bijvoorbeeld een huisarts of tandarts
  • omgaan met mensen die u niet kent.

De gemeente betaalt geen hulp als iemand gebruikelijke hulp kan krijgen.

Artikel 7. Voorwaarden en weigeringsgronden

De gemeente betaalt niet altijd de hulp. In dit artikel staan de regels wanneer de gemeente geen hulp betaalt. De belangrijkste redenen om geen hulp te betalen zijn: 

  • u kunt hulp krijgen via een andere wet of regeling, bijvoorbeeld uw Zorgverzekering
  • huisgenoten of bekenden kunnen helpen
  • u woont niet in de gemeente Assen 
  • u heeft zelf het probleem al opgelost
  • u maakt een keuze waardoor er hulp nodig is. Had u een andere keuze gemaakt, dan had u geen hulp nodig. Bijvoorbeeld: iemand die moeite heeft met traplopen verhuist naar een andere woning met een trap. Een woning zonder trap was beter geweest. 

Geeft een zorgverlener of organisatie hulp zonder toestemming van de gemeente? Dan betaalt de gemeente deze hulp niet. 

Artikel 8. Beschikking

Doet u een aanvraag voor hulp via de Wmo? Dan krijgt u van ons een brief met het besluit. Dit heet een “beschikking”. Hierin staat of u wel of geen hulp van ons krijgt. Als u hulp krijgt, staat er ook op welke manier u die hulp krijgt. Er staat ook in of u zelf meebetaalt aan de hulp en wanneer dit start. 

U kunt ervoor kiezen dat de gemeente alles voor u regelt. Dit heet “zorg in natura”.

U kunt er ook voor kiezen om het zelf te regelen. U krijgt dan een geldbedrag, dit heet “persoonsgebonden budget”. Afgekort noemen we dat “pgb”. 

Artikel 9. Pgb

Kiest u voor een pgb, dan is het belangrijk dat u goed om kunt gaan met verantwoordelijkheden. U wordt dan namelijk zelf werkgever. U gaat zelf op zoek naar iemand die passende hulp aan u kan geven. U maakt duidelijke afspraken over bijvoorbeeld kwaliteit, tijd en loon. Dit betekent dat u ook een administratie bij moet houden. 

Om zeker te weten dat u dit allemaal kunt, moet u opschrijven hoe u dit gaat regelen. U kunt ook iemand vragen om u hierbij te helpen. 

U mag het pgb alleen gebruiken voor de hulp die de gemeente nodig vindt. U kunt dit geld niet uitgeven aan andere dingen (of mensen). 

Iemand die een diploma heeft om hulp te geven, noemen wij een “professional”. Als u een professional inhuurt dan heet dat “formele hulp”. Soms is het beter als een bekende u helpt. Dit noemen wij “informele hulp”. 

Regels voor formele hulp (hulp van professionals)

Als u kiest voor een professional, dan zijn hier regels voor. Dit moet u zelf controleren. Bijvoorbeeld of de professional een diploma heeft die past bij de hulp die u nodig heeft. 

Een professional kan bij een bedrijf werken maar dit hoeft niet. 

In de verordening staan nog meer regels over professionals.

Regels voor informele hulp (bekende of iemand zonder geschikt diploma)

Wilt u een bekende inhuren? Of iemand die geen diploma heeft om hulp te geven? Dan kijkt de gemeente of dit een goede oplossing is. Dit hangt ook af van de hulp die u nodig heeft. Voor informele hulp gelden ook regels. 

Bedragen 

In de verordening staan de pgb-bedragen die gelden voor formele en informele hulp. 

Artikel 10. Pgb en financiële tegemoetkoming hulpmiddelen, vervoersvoorzieningen en woonvoorzieningen

Heeft u een hulpmiddel nodig of een aanpassing in uw huis? Ook dan kunt u kiezen voor een pgb. In de verordening staat hoe de gemeente de hoogte van het pgb berekent. De gemeente kijkt hiervoor naar de kosten in natura (als de gemeente het hulpmiddel voor u regelt). Het pgb is nooit hoger dan dit bedrag. 

Soms ontvangt u een vast bedrag. Bijvoorbeeld als u onverwacht door uw handicap moet verhuizen. De vaste bedragen heten “financiële tegemoetkoming”. De bedragen staan in de verordening. 

Artikel 11. Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen in natura of pgb’s en bij verordening aangewezen algemene voorzieningen 

Het kan zijn dat u moet meebetalen aan de Wmo-hulp die u ontvangt. Dit heet de “bijdrage in de kosten”, of “eigen bijdrage”. Bent u volwassen, dan moet u meestal wel meebetalen. Is een hulpmiddel nodig voor uw kind, dan hoeft u meestal niet mee te betalen. De bijdrage is nooit hoger dande prijs van de hulp.

Heeft u een Wmo-pas voor het reizen met de taxi? Dan betaalt u geld als u een rit maakt. Het bedrag is ongeveer gelijk aan wat u betaalt als u reist met trein of bus.

Artikel 12. Vrijstelling bijdrage in de kosten

Lukt het echt niet om de eigen bijdrage te betalen? Laat dit dan weten. Soms kan de gemeente besluiten dat u dit een tijdje niet hoeft te betalen. 

Artikel 13. Waardering mantelzorgers

Een mantelzorger is iemand die zorgt voor een familielid of vriend die hulp nodig heeft, zonder daarvoor betaald te worden. Bijvoorbeeld, iemand die voor zijn zieke moeder zorgt. Mantelzorgers doen belangrijk werk. De gemeente is blij met hun inzet. Als bedankje kunnen mantelzorgers ieder jaar een geldbedrag aanvragen. Dit heet een “mantelzorgwaardering”.

Artikel 14. Cliëntondersteuner

Weet u niet zo goed hoe u hulp kunt regelen? Of ziet u erg op tegen een gesprek met de gemeente? Neem dan contact op met MEE Samen. Deze hulp is gratis en heet “onafhankelijke cliëntondersteuning”. Bel MEE Samen op telefoon 088-6330633 of bezoek het inloopspreekuur in de bibliotheek DNK Assen. Of kijk op www.meesamen.nlexterne-link-icoon.

Hoofdstuk 5: Maatwerk jeugd

Dit hoofdstuk geldt alleen voor hulp aan jeugdigen: kinderen onder de 18 jaar. Soms is het mogelijk deze hulp te verlengen tot 23 jaar. 

Artikel 15. Voorwaarden en weigeringsgronden voor individuele voorzieningen

De hulp die een jeugdige van ons krijgt noemen we een “individuele voorziening”. Dit betekent dat de jeugdige hulp krijgt die bij hem/haar past. Wij vinden het belangrijk dat uw kind alleen hulp ontvangt die écht nodig is. Daarom bespreken we eerst wat u zelf, uw gezin en uw netwerk kunnen doen. Ook kijken we of er andere manieren zijn om uw kind te helpen. Blijven er problemen over? Dan betaalt de gemeente de hulp.

Start de hulp zonder toestemming van de gemeente? Dan betaalt de gemeente deze hulp niet. 

Artikel 15a. Gebruikelijke hulp ouders voor kinderen

Ouders zorgen voor hun kind, dat is normaal en heet “gebruikelijke hulp”. De gemeente betaalt geen hulp als iemand gebruikelijke hulp kan krijgen. 

In de verordening staat voor iedere leeftijd waar een kind hulp bij nodig heeft. De gemeente verwacht van ouders dat zij deze hulp bieden. Als een kind ouder wordt, verandert de hulp die het nodig heeft. 

Artikel 15b. Eigen kracht van de ouders

Soms heeft een kind meer hulp nodig dan leeftijdsgenoten. De gemeente gaat ervan uit dat de ouders dit ook geven. Dit heet “eigen kracht van de ouders”. Soms lukt dat niet. De gemeente kijkt dan welke hulp er nodig is en wie deze hulp moet geven. 

Artikel 16. Afstemming met andere voorzieningen

Als een jeugdige 18 jaar wordt, verandert vaak de vergoeding van de hulp die het kind krijgt. De gemeente heeft afspraken gemaakt waardoor de verandering zo makkelijk mogelijk is. Bijvoorbeeld de overgang van hulp via de Jeugdwet naar hulp via de Wmo. De jeugdige krijgt ook informatie wat hij /zij bij de zorgverzekering of andere organisaties moet regelen. 

Artikel 17. Beschikking

Doet u een aanvraag voor hulp via de Jeugdwet? Dan krijgt u na het onderzoek van ons een brief met het besluit. Dit heet een “beschikking”. Hierin staat of de gemeente de hulp voor uw kind wel of niet betaalt. Als uw kind hulp krijgt, staat er ook op welke manier uw kind dit krijgt. 

U kunt ervoor kiezen dat de gemeente alles voor u regelt. Dit heet “zorg in natura”. U kunt er ook voor kiezen om het zelf te regelen. U krijgt dan een geldbedrag, dit heet “persoonsgebonden budget”. Afgekort noemen we dat “pgb”. 

Artikel 18. Pgb

Kiest u voor een pgb, dan is het belangrijk dat u goed om kunt gaan met verantwoordelijkheden. U wordt dan namelijk zelf werkgever. U gaat zelf op zoek naar iemand die passende hulp aan uw kind kan geven. U maakt duidelijke afspraken over bijvoorbeeld kwaliteit, tijd en loon. Dit betekent dat u ook een administratie bij moet houden. 

Om zeker te weten dat dit u allemaal kunt, moet u opschrijven hoe u dit gaat regelen. U kunt ook iemand vragen om u hierbij te helpen. 

U mag het pgb alleen gebruiken voor de hulp die de gemeente nodig vindt. U kunt dit geld niet uitgeven aan andere dingen (of mensen). 

Iemand die een diploma heeft om hulp aan kinderen te geven, noemen wij een “professional”. Als u een professional inhuurt dan heet dat “formele hulp”. Soms is het beter als een bekende de jeugdige helpt. Dit noemen wij “informele hulp”. 

Regels voor formele hulp (hulp van professionals)

Als u kiest voor een professional, dan zijn hier regels voor. Dit moet u zelf controleren. Bijvoorbeeld of de professional een diploma heeft die past bij het geven van hulp aan kinderen. 

Een professional kan bij een bedrijf werken maar dit hoeft niet. 

In de verordening staan nog meer regels waar professionals aan moeten voldoen.

Regels voor informele hulp (bekende of iemand zonder geschikt diploma)

Wilt u een bekende inhuren? Of iemand die geen diploma heeft om hulp aan kinderen te geven? Dan kijkt de gemeente of dit een goede oplossing is. Dit hangt ook af van de hulp die de jeugdige nodig heeft. Voor informele hulp gelden ook regels. 

Bedragen 

In de verordening staan de pgb-bedragen die gelden voor formele en informele hulp. 

Artikel 19. Regeling bijzondere kosten

Soms kan een jeugdige te maken krijgen met bijzondere kosten (zoals een ID-kaart of verzekering). Ouders moeten dit betalen. Is er een voogd of is de jeugdige uit huis geplaatst? Ook dan betalen de ouders de bijzondere kosten. Lukt dat echt niet? In sommige gevallen kan de gemeente de bijzondere kosten betalen. 

Artikel 19a. Regeling zak- en kleedgeld 

Woont een jeugdige in een instelling voor jeugdhulp? Dan kan de gemeente zakgeld en kleedgeld geven als de ouders dit niet doen. De hoogte van het zakgeld en kleedgeld is hetzelfde als het landelijk advies van NIBUD. 

Kinderen van 6 tot en met 11 jaar krijgen alleen zakgeld. Kinderen vanaf 12 jaar krijgen zakgeld en kleedgeld. Dit geldt zolang zij hulp krijgen via de Jeugdwet. 

Artikel 20. Vertrouwenspersoon

Zorgbelang Drenthe heeft vertrouwenspersonen voor kinderen en hun ouders. De vertrouwenspersoon helpt gratis en zonder eigen voordeel de jeugdige en ouders. 

Hoofdstuk 6: Herziening, wijziging en terugvordering

De gemeente betaalt de hulp via de Wmo en de Jeugdwet. In het besluit staat welke hulp de gemeente betaalt en voor welke periode. Zijn er veranderingen waardoor meer hulp of andere hulp nodig is? Dan doet de gemeente opnieuw onderzoek naar wat er nodig is. Daarna verandert de gemeente het besluit. Dit hoofdstuk gaat over het veranderen van besluiten. 

Artikel 21. Herziening en intrekking 

Verandert er iets in uw situatie waardoor u geen hulp meer nodig heeft? Of waardoor u andere hulp nodig heeft? Dan moet u dit melden bij de gemeente. De gemeente doet dan opnieuw onderzoek. De gemeente onderzoekt zelf ook regelmatig of de hulp nog nodig is. 

Blijkt dat u expres belangrijke informatie niet aan ons heeft verteld? Dan stopt de gemeente de hulp. Vaak moet u betalen voor de hulp die u oneerlijk gekregen heeft.

Artikel 22. Verzoek tot opschorting uitbetaling pgb

De Sociale Verzekeringsbank (SVB) doet de betalingen uit het pgb naar de zorgverlener. Denkt de gemeente dat er iets niet klopt? Dan kan de gemeente de SVB vragen om de betalingen tijdelijk te stoppen. 

Artikel 23. Terugvordering 

Heeft iemand expres verkeerde informatie gegeven en daardoor hulp gekregen? Dan moet die persoon het geld van de hulp terugbetalen aan de gemeente. Dit geldt voor inwoners én voor organisaties.

Gebruikt een inwoner de hulp van de gemeente voor andere dingen? Dan moet die inwoner het geld terugbetalen aan de gemeente.

Hoofdstuk 7: Kwaliteit

Artikel 24. Kwaliteit

De gemeente vindt kwaliteit van de hulp belangrijk en maakt daarom afspraken hierover met de aanbieders. Dit geldt ook voor hulp die inwoners regelen met een pgb.

De afspraken gaan bijvoorbeeld over veiligheid en of de aanbieder de hulp geeft die écht nodig is. De gemeente verwacht ook dat de hulp goed past bij de inwoner.  

Artikel 25. Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden

Het is belangrijk dat de gemeente aanbieders genoeg betaalt zodat zij hulp van goede kwaliteit kunnen geven. Het gaat om meer dan alleen loonkosten. De aanbieders moeten ook de andere kosten kunnen betalen, bijvoorbeeld: administratiekosten, reiskosten en (extra) opleidingen van personeel. 

Voor hulpmiddelen houdt de gemeente ook rekening met de marktprijs en de kosten van aanmeten, leveren en onderhoud.

Hoofdstuk 8: Toezicht en handhaving

Artikel 26. Toezicht en handhaving 

De gemeente stelt toezichthouders aan. Die voeren controles uit bij zorgaanbieders. En controleren of de aanbieders goede hulp geven. 

Artikel 27. Controle maatwerk- of individuele voorzieningen en pgb's 

De gemeente onderzoekt regelmatig of de hulp die iemand krijgt, goed bij hem/haar past. 

Artikel 28. Tegengaan oneigenlijk gebruik 

De hulp van de gemeente mag de inwoner alleen gebruiken waarvoor het bedoeldis. Daarom doet de gemeente regelmatig onderzoek bij inwoners en bij aanbieders. 

Artikel 29. Meldpunt kwaliteit en rechtmatigheid 

Levert de aanbieder onvoldoende kwaliteit? Of gaat de aanbieder oneerlijk met mensen om? Dan kunt u dit melden bij NMD-samenwerking. Dit kan alleen via de website www.nmdsamenwerking.nlexterne-link-icoon

Hoofdstuk 9: Calamiteiten en geweld

Artikel 30. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

Krijgt u of uw hulpverlener te maken met geweld tijdens het ontvangen van de hulp? Dan doen wij onderzoek naar wat er gebeurd is. Dit geldt ook voor vervelende gebeurtenissen en noodsituaties tijdens het ontvangen van de hulp. 

Hoofdstuk 10: Klachten, medezeggenschap en inspraak

Artikel 31. Klachtregeling

Vindt u dat de gemeente niet goed omgaat met u en uw vraag om hulp? Dan kunt u dit eerst aan de gemeente vertellen. Komt u er samen niet uit? Dan kunt u een klacht doen bij de Gemeentelijke Ombudscommissie. 

Vindt u dat de aanbieder niet goed omgaat met u en uw vraag om hulp? Dan kunt u een klacht indienen bij de aanbieder.

Artikel 32. Medezeggenschap

Bij grote zorgaanbieders kunnen de mensen aan wie zij hulp geven, meepraten over voor hen belangrijke beslissingen. 

Artikel 33. Betrekken van inwoners bij het beleid

Bij het maken van regels zorgt de gemeente dat er verschillende mensen meedenken. Deze mensen zitten in een “adviesraad”.

De gemeente vraagt hen regelmatig om advies. Bij het vaststellen van nieuwe regels houdt de gemeente rekening met het advies. 

Hoofdstuk 11: Slotbepalingen

Artikel 34. Intrekking oude verordening en overgangsrecht

Als de gemeenteraad de nieuwe verordening goedkeurt, dan is de oude verordening niet meer geldig. Krijgt u op dit moment hulp van de gemeente, dan verandert dat alleen bij een nieuw onderzoek. Bij een nieuw onderzoek gelden de nieuwe regels. 

Artikel 35. Evaluatie

De gemeente laat ieder jaar onderzoeken of de regels goed hebben gewerkt. Inwoners kunnen vertellen of zij tevreden zijn over de hulp die ze krijgen. En of zij tevreden zijn over het contact met de gemeente. Dat heet een “cliëntervaringsonderzoek”. De gemeenteraad krijgt een verslag van dit onderzoek.

Artikel 36. Inwerkingtreding en citeertitel

Hier staat vanaf wanneer de verordening geldig is. En hoe de verordening heet.